Marian Smit


Marian Smit (1944-2021) exposeerde vanaf 2010 in de galerie. Enkele keren waren installaties te zien die Marian samen met Maurice Christo van Meijel maakte, andere keren waren het solotentoonstellingen.
Tijdens de jaarlijkse haringtentoonstelling presenteerde Marian traditiegetrouw enkele nieuwe papierwerken.

Samenwerking met Maurice Christo van Meijel

In 2010 begon de samenwerking tussen Marian Smit en Maurice Christo van Meijel.
Ze realiseerden installaties en kleine wandsculpturen. Individueel werkten ze aan onderdelen, die ze daarna weer uitwisselden. De ander kreeg alle vrijheid het onderdeel als uitgangspunt te nemen of er onderdelen uit te halen. Zo maakte Van Meijel schalen waarop hij de schaduwen van Smits structuren schilderde en schalen als drager voor nieuwe ruimtelijke structuren van Smit. 
Aan de grotere papierinstallaties ging altijd een intensieve onderzoeksperiode vooraf. Individueel onderzochten ze een gekozen thema en gaven de studies aan elkaar door. Ze vertellen wat we van elkaar nodig hebben en verwachten. In die proefperiode ontstonden verschillende concepten waarvan ze er uiteindelijk één uitwerkten. Er zijn in de loop der jaren installaties gerealiseerd met thema’s als koolzaadbloemen, riddersporen, lathyrus, tulpen en bijen.
Vaak nam de uitvoering veel tijd en planning omdat ze secuur en gedetailleerd werkten.


In 2017 verscheen bij Uitgeverij Loos het boek Natuur Vertaald. Het boek werd gepresenteerd bij gelegenheid van de grote tentoonstelling Natuur Vertaald in Museum Rijswijk, Het boek toont solo-werken van Smit en van Van Meijel maar focust vooral op de artistieke uitwisseling tussen de zielsverwanten.
Het boek is te koop in de galerie (€ 27,50) of te bestellen (€ 32,50 inclusief verzendkosten).

Bij gelegenheid van de solo-expositie in 2011 schreef Rob Perrée de volgende tekst:

BEWEGEN IN DE RUIMTE, DE RUIMTE BEWOGEN

Jarenlang was textiel hét medium voor Marian Smit (Wassenaar, 1944). Ze werd er in de jaren zeventig in opgeleid in Amsterdam. Dat ze er in de loop van de tijd toch afstand van deed, was niet omdat textiel uit haar gratie was geraakt. Integendeel. Ze spreekt er nog steeds met liefde over. Ze had echter het idee dat het medium haar belemmerde. Omdat ze niet met bestaande stoffen werkte maar alles zelf ontwierp en maakte, werd het voor haar een erg arbeidsintensief medium. Belangrijker wellicht nog was, dat het ontstaansproces – het weven van de stoffen – improvisatie en een grote rol voor het toeval vrijwel uitsloten. Het medium reguleerde te veel haar artistieke vrijheid.

De overgang naar papier is daarom niet verwonderlijk. Papier is sneller en het is niet nodig vooraf te bepalen hoe het uiteindelijke werkstuk er moet gaan uitzien. Tijdens het werkproces kan Marian Smit nog steeds allerlei andere beslissingen nemen, zichzelf laten verrassen, zichzelf en het materiaal uitdagen. Papier is directer, flexibeler en meegaander.

Bij het creëren gaat ze uit van bestaand papier. Dat kan papier zijn dat eerder een andere functie heeft gehad, bijvoorbeeld wikkels om strengen garen, maar ook ‘maagdelijk’ papier zoals dat in de winkel per vel of op de rol te koop is. De laatste tijd is dat vooral zijdevloei. In allerlei kleuren. Dat bewerkt ze eerst met lijm en vervolgens vormt of ‘boetseert’ ze het rondom dun beeldhouwersschuim. De verschillende onderdelen van het kunstwerk worden met draad of garen met elkaar verbonden. Een ruimtelijke structuur of constructie is het resultaat.

Ze zoekt nadrukkelijk niet naar een bepaalde inhoud of naar de uitwerking van een bepaald thema. Als er al een betekenis in gelegd kan worden, dan doet Marian Smit dat achteraf, meestal via een suggestieve titel. Bijvoorbeeld ‘Family Ties’ of ‘Harmless Army’. Soms legt ze een link met objecten, elementen of organismen uit de realiteit, omdat het werk daar aan doet denken. ‘Toren’ en ‘Frida’s Kraag’ zijn daar een goed voorbeeld van. Vaak geeft ze geen enkele denkrichting aan. Abstractie heeft dan de overhand. Ze laat de interpretatie in die gevallen volledig over aan de fantasie van de kijker. Ze schrikt er niet voor terug een kunstwerk alleen maar ruimtelijk en/of decoratief te laten zijn. Ze is op dat punt wars van pretentie.

Het manipuleren van de ruimte is voor haar van belang. Bij haar kleinere (wand)sculpturen doet ze dat minimaal, maar bij haar grote, hangende of neerhangende werken is de ruimte een wezenlijk onderdeel van haar werk. De suggestie bijvoorbeeld van zwermen vogels of bewegende bladeren kan alleen maar bewaarheid worden als de ruimte in het eindresultaat wordt opgenomen. Binnen dat geheel is licht een andere toegevoegde waarde, zeker bij die werken waarbij de verschillende onderdelen een glanzende huid hebben. Licht en beweging zetten dan als het ware de ruimte in beweging.

Omdat Smit haar werken niet belast met een bepaalde en daardoor bepalende inhoud, is het voor haar mogelijk en ook prettig om te reflecteren op het werk van anderen, maar ook om met een andere kunstenaar samen te werken en te komen tot één ruimtevullende installatie. Ze deed dat eerder met bijvoorbeeld Maurice Christo van Meijel. Het is zeker niet uitgesloten dat ze dat vaker zal doen.
Het ligt voor de hand een relatie te leggen tussen de sculpturen van Marian Smit en de abstracte ‘mobiles’ van de Amerikaanse kunstenaar Alexander Calder (1898-1976). Het grote verschil is echter dat, juist door het materiaal, de sculpturen van Smit een veel grotere kwetsbaarheid uitstralen.

Tekst: Rob Perrée (Amsterdam, november 2011)